„Het geloof heeft voor mij een centrale plaats in het schriftonderzoek"

De betrekkelijkheid van theorieën

Door J. M. D. de Heer


DIRKSLAND – Wetenschappelijke discussies over de Bijbel schuwt hij niet. Zijn proefschrift is er een bewijs van. Toch wil dr. M. J. Paul niet blijven steken in theoretische beschouwingen. „Wat is de waarde van Gods Woord voor een gemeentelid dat op zijn sterfbed ligt? Dan gaat het erom dat hij houvast kreeg aan God, aan het Woord dat hem brengt bij Jezus Christus."

„Bijbelwetenschappers zouden wat bescheidener moeten zijn", zegt ds. Paul, hervormd predikant te Dirksland, na ruim twintig jaar wetenschappelijke studie. Toen hij in Leiden theologie studeerde, kwam de schriftkritiek „overweldigend" op hem af. „Ik zat daar mee." En dus ging hij zich in een aantal vragen grondiger verdiepen. „Alle zaken die ik onderzocht, stonden veel minder stevig dan ze voorgesteld werden. We weten zo weinig af van de taal, de geschiedenis, de cultuur van het oude oosten dat we niet verder komen dan pogingen om het verleden te reconstrueren. Daarom is de wetenschap niet geschikt om de onwaarheid of de waarheid van de Bijbel aan te tonen."

Stelligheid
Dr. Paul heeft grote bezwaren tegen de stelligheid waarmee iemand als prof. dr. C. J. Labuschagne de resultaten van het historisch-kritisch bijbelonderzoek presenteert. „Hij overschat de wetenschap."

De Groningse hoogleraar zegt juist problemen van een nuchter denkend mens op te willen lossen door bijvoorbeeld te stellen dat de bijbelschrijver nooit bedoeld heeft dat Jona echt in de vis verkeerde. „Ik zou", zegt ds. Paul, „willen doorvragen waar die moeite vandaan komt. Waar komen we terecht als het gezonde verstand in het spoor van Labuschagne gaat beslissen over een heilsfeit als Christus' opstanding?"

Nog een voorbeeld. Volgens de moderne bijbelwetenschap heeft Mozes waarschijnlijk nooit bestaan. Aan een held uit een ver verleden zouden allerlei overleveringen zijn opgehangen waardoor de leider van het volk Israël ontstond. „De geschiedenissen van Mozes worden wel als historie gepresenteerd", zegt dr. Paul.

De oude Semieten hadden niet hetzelfde historisch besef als wij, zal Labuschagne tegenwerpen. Paul vindt dit een zeer aanvechtbaar argument. „Is er voor die bewering één aanleiding in de Bijbel te vinden? In het Oude Testament is het woord "gedenken" juist belangrijk. Daarmee beleden de Israëlieten een nauwe samenhang tussen heilsdaden in het verleden en de uitwerking daarvan in het heden. En ook uit Koningen en Kronieken blijkt dat de auteurs voortdurend bronnen raadpleegden. Denk je eens in dat Mozes nooit bestaan heeft. Dan is het verbond van God aan de Sinaï ook geen werkelijkheid. Dan vervalt de verkiezing van Israël, het wordt een volk als alle andere volken. Maar dan is er voor de toekomst ook geen verwachting voor Israël. Labuschagne zegt problemen op te lossen, maar hij krijgt er veel meer bij."

Geloof
De echte beslissingen omtrent het gezag van Gods Woord vallen op geloofsniveau, zegt Paul. „De wetenschap probeert daarna een theorie zo aannemelijk mogelijk te maken. Als bijbelgetrouw wetenschapper heb je daarom de taak om theorieën zo goed mogelijk in te passen in alle beschikbare gegevens uit zowel de Bijbel als de archeologie en de taalwetenschap. Maar de vraag of God in de geschiedenis kan ingrijpen en of Hij rechtstreeks tot mensen kan spreken wordt niet in de wetenschap opgelost."

Voor Paul heeft het geloof een steeds centralere plaats gekregen in zijn schriftonderzoek. „Het probleem is dat de wetenschapper dit niet accepteert. Moderne bijbelwetenschappers nemen hun uitgangspunt bij wat voor het verstand wel of niet kan. Dat deden hun voorlopers uit de negentiende eeuw ook, maar deze legden hun vooronderstellingen tenminste open op tafel. Wetenschappers uit onze tijd doen dat meestal niet meer, maar presenteren gewoon met veel verve de resultaten van hun onderzoek."

De oudtestamenticus vraagt zich af of je als bijbelgetrouw theoloog kunt werken binnen de methode van de schriftkritiek, zoals dr. S. Paas in zijn proefschrift deed. „Ik heb er begrip voor dat hij wetenschappers wil bereiken die mijn proefschrift inderdaad negeren. Maar naar mijn idee zal het bij de werkwijze van Paas heel moeilijk zijn om vast te blijven houden aan de onfeilbaarheid van de Schrift. Doe je jezelf geen schade als je zo ver meegaat met schriftkritische resultaten? Ik zoek het isolement niet, maar soms is geen andere keus."

Onopgelost
Zijn er harde wetenschappelijk resultaten die uw geloof in het schriftgezag ondermijnd hebben? „Nee." En de datering van Daniël waar drs. J. J. Grandia als student tegenaan liep? „We weten zo weinig van het Hebreeuws", zegt Paul, „dat het onmogelijk is om op grond van werkwoordsvormen een bijbelboek te dateren."

Een vraagstuk dat dr. Paul wel veel studie heeft opgeleverd, is het aantal Israëlieten dat door de woestijn trok en Kanaän veroverde. „Op grond van gangbare bijbelvertalingen zijn we ervan uitgegaan dat het er meer dan 2 miljoen waren. Het probleem is dat alle opgravingen erop wijzen dat er veel minder mensen in Kanaän woonden. Bovendien kun je een volk van 2 miljoen mensen niet toespreken, zoals Mozes deed. Misschien zijn de getallen niet goed vertaald, suggereert dr. Paul. Als er bij de belegering van Ai 36 mannen op een leger van 3000 sneuvelen, geldt het leger van Israël als verslagen. Dat lijkt vreemd, tenzij het getal 3000 anders vertaald moet worden. Of misschien moeten we sommige getallen symbolisch opvatten. Dat tast naar mijn overtuiging het gezag van de Bijbel niet aan."

Onder de indruk
Steeds meer kerkgangers, en ook predikanten, lijken onder de indruk te zijn van het moderne bijbelonderzoek. Wint de schriftkritiek aan overtuigingskracht? Nee, zegt dr. Paul stellig. „Nieuwe wetenschappers ontwikkelen nieuwe theorieën. Maar daarmee zijn deze nog niet aannemelijker. Wel zie je een grotere variatie binnen de bijbelwetenschap. De streng historische aanpak verliest terrein aan een literaire analyse van de teksten."

Wat mag de reden dan wel zijn? Een mentaliteitsverandering in bijbelgetrouwe kring, denkt de predikant. „De gereformeerde gezindte oriënteerde zich lange tijd op bijbelgetrouwe commentaren uit de Gereformeerde Kerken: Korte Verklaring, Commentaar op het Oude en Nieuwe Testament. Toen die bron droogviel, bleek dat we op het gebied van de bijbelwetenschap nogal zwak staan. Predikanten gingen werken importeren uit meer kritische hoek. Die publicaties hebben op hun beurt een vriendelijker gezicht gekregen. De tegenstelling geloof en wetenschap wordt niet zo scherp meer neergezet. Daarnaast is het eigen aan onze tijd dat we bescheidener zijn, soms weten we het niet zo goed meer. En zo krijgen schriftkritische publicaties meer kans."

Dr. Paul heeft het idee dat velen in de gereformeerde gezindte de wetenschap nog altijd overschatten. „Hoe verder ik doorgedrongen ben in de oudtestamentische wetenschap, hoe meer ik resultaten ben gaan relativeren. Paulus belijdt in 1 Korinthe 13:12 dat we door een spiegel in een duistere rede zien. De apostel zag uit naar het volmaakte kennen, dat later komt. Dat is mijn troost."