"CHRISTIAN DOCTRINE"

- Het evangelie naar de beschrijving van W.J. Ouweneel -

 

Recensie van W.J. Ouweneels Christian Doctrine I,

door Rudolf E. van der Feen.

Ouweneel's dissertatie is een zeer erudiet geschrift dat de lezer meevoert naar onvermoede filosofische verten. Hij keert zich tegen zowel modernistisch-vrijzinnige als conservatief-traditionele theologie en wijst vervolgens een derde weg (blz 7), waarbij een filosofisch substraat van de theologie stevig verankerd is, niet in de Schrift onder de supervisie van de Heilige Geest, maar in het onwrikbare fundament van "het religieuze Grondmotief van bijbels Christendom" dat zelf niet formuleerbaar is en derhalve niet voor tegenspraak vatbaar .... (blz. 126). Ouweneel doet een poging de essentie te formuleren maar het resultaat is "humanly defective" (blz. 123). Een dergelijke fundering in het onuitsprekelijke werd ooit treffend verwoord door een Oosterse mysticus die zijn mond opende en sprak: "De wijze zwijgt, maar de dwaas opent zijn mond en spreekt".

Ouweneels leraar Troost, zelf oud-leerling van Dooyeweerd, voorzag de bezwaren die zouden worden ingebracht: "..., this philosophical idea .. can hardly be understood by traditional orthodox theology in any other way than as a step into metaphysical .. mysticism. (blz 16). Inderdaad! Wie zijn leer baseert op een onformuleerbaar motiverend principe, zoals de van Dooyeweerd's "Wijsbegeerte der Wetsidee" afkomstige idee van het "Grondmotief" )blz 7,126), kan dit commentaar tegemoet zien. Ouweneel echter verwacht, in een naïef-dogmatische zelfverzekerdheid, precies het tegenovergestelde, namelijk dat zijn leer alle leer zal relativeren! (Zie ook "Nachtboek van de ziel", blz 117)

Karl Barth, die al eerder een derde weg wees tussen waarheid en leugen en alles relativeerde gaf toe - zeer consequent - dat het ook niet zeker was dat zijn filosofie door God tot ware theologie was verklaard. (Kirchliche Dogmatik II,1) Op een dergelijke uitspraak van Ouweneel wachten wij nog ..... Je komt dan wel in een "windhoosbeweging der zelfweerlegging" (S.U. Zuidema). Ouweneel zegt naar aanleiding van zijn "modest contribution to systematic theology": "May the Almighty bless it for his name's sake" (blz. 8) De lezer mag zelf beoordelen of dit terecht verwacht mag worden met betrekking tot een geschrift waarin, zoals zal blijken, zelfs het Evangelie wordt weggeredeneerd en de Bijbel wordt gereduceerd tot "niet-theoretische geloofstaal" (blz. 22,33,56,93) die géén norm kan zijn voor theologie!

De schrijver stelt Jezus tegenover een leer omtrent Jezus (blz 19,96,169) en is bevreesd dat er theorieën geplaatst worden tussen de gelovige en zijn Heer ... (blz. 47) Willens en wetens ontgaat het hem dat er ware theologische theorieën bestaan en dat waarheid nimmer een belemmering kan zijn. "Christian Doctrine" zou overigens wel een wig kunnen drijven tussen de gelovige en zijn Heer. Immers, volgens de auteur is het niet mogelijk dat de gelovige objectief geformuleerde waarheid (propositional truth) uit de Schrift zou kunnen afleiden. (blz. 96) Bovendien bevat de Schrift volgens hem vele niet te ontkennen tegenspraken (blz. 114) God wordt daardoor, evenals bij Barth en Jung, de onbekende en onbegrijpelijke God, de "ganz Andere". We belanden hier in de gnostiek.

Ouweneel heeft wel een "oplossing" voor dit probleem: wij moeten ons baseren op een "supratemporeel Woord" - Hij maakt een onderscheid tussen een temporele, feilbare Bijbel en een supratemporeel onfeilbaar Woord - (blz. 99. 129, 132) Dat Woord is echter niet binnen ons bereik ... Onbekommerd strooit de auteur met vage of zelfs zinledige termen: supratemporeel, supralogisch, suprarationeel, supra-modaal, suprafunctioneel, supraconcept etc. etc.

"Denn eben, wo Begriffe fehlen, dat stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein", aldus Mefistofeles. Augustinus wist al hoe moeilijk het is iets te zeggen over "tijd', maar Ouweneel gaat er "boven".... Alles wat waar is, is logisch, en alles wat onlogisch is, is onwaar ("Logic fills the world: the limits of the world are also its limits", Tractatus logico-filosoficus, 5.61), maar Ouweneel kent nog een andere mogelijkheid: supralogica! Wittgenstein had nog zo gewaarschuwd: "Whereof one cannot speak, thereof one must be silent." En ook Barth maande, zoals we zagen, tot voorzichtigheid: eigen theologie moet steeds weer "entsichert" worden en is zelfs tot in der eeuwigheid niet anders dan dwaling, leugen en misleiding (K.D. II, 1, 270 en verder) Dat kan ook moeilijk anders, wanneer de Bijbel zoals bij Barth een "natuurverschijnsel" wordt of zoals bij Ouweneel een "temporeel, dus feilbaar geschrift" (blz 126), dat bovendien slechts subjectief kan worden verstaan. "Scripture is not a source of knowledge". (blz. 166). Een klaar geformuleerde waarheid kan niet uit de Schrift afgeleid worden blijft Ouweneel herhalen: "Scripture does not know any 'theological concepts' or 'dogma's", and therefore these cannot be "derived" from it. Not even 'pre-theoretical doctrine's can be objectively derived from it." (blz. 96) Aan de Bijbel hebben we dus niet veel, maar gelukkig beschikken we over "Christian Doctrine" waar de waarheid wel in duidelijke taal te vinden en van af te leiden is ... - Of zou "Christian Doctrine" ook in twee versies bestaan, een supra-temporele en een temporele? -

Het zal de lezer inmiddels duidelijk geworden zijn dat het denken van Ouweneel volledig afwijkt van dat van de Bijbelschrijvers en de latere commentatoren als Augustinus, Anselmus, Wesley, Spurgeon, Bavinck, Schaeffer etc., door Ouweneel omschreven als "rationalistische scholastici". Het is een andere en geen blijde boodschap, die, evenals bij Barth c.s, wordt gebracht met gebruikmaking van vertrouwde termen, zodat noch de theoloog, noch de leek opschrikt. Ook wordt voortdurend dialectiek in stelling gebracht: de Bijbel bevat fouten en tegenspraken, maar is toch onfeilbaar (blz. 127). Kant's bekende uitspraak uit de "Kritiek der reinen Vernunft" kan hier als motto gelden: "Ich musste das Wissen aufheben, um zum Glauben Platz zu bekommen". Ouweneel heft het weten omtrent Bijbel en Evangelie op, om plaats te verkrijgen voor het geloof in de oecumenische mystiek van "Christian Doctrine"". Het is niet mogelijk, stelt hij (blz. 126), om een correcte beschrijving te geven van het Evangelie in een geloofsbelijdenis. "A confession is a rational-temporal (though pre-theoretical) formulation of beliefs, necessarily defective."! Dit heft het verschil op tussen het evangelie: "Het vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid die ons de zonde vergeeft omwille van Christus" en het Valse Evangelie (in dit geval Trente): "Indien iemand beweert dat het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden, niets anders is dan het vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid die ons de zonde vergeeft omwille van Christus, of dat wij alleen door zulk een vertrouwen gerechtvaardigd worden, die zij vervloekt" Canon 12. Wij kunnen nu niet meer weten of we al of niet vervloekt zijn, zie Galaten 1:8,9, .. maar moeten volgens Ouweneel vertrouwen op een "christelijk Grondmotief" dat ons niet zal leiden in alle waarheid, want : "This spiritual basic motive is elevated above alle theological controversie's ...."(Dooyeweerd) (blz. 126). Het is "Jenseits von Gut und Bose, verheven boven waarheid en leugen. "Revelational, supratemporal, central-religious truth by definition cannot be enclosed in a temporal-rational-theoretical thought-system". (blz. 109). Wat Gods ons openbaart, het Evangelie, kan ons dus niet bereiken ; wij zijn immers gebonden aan tijdelijke rationele denksystematiek. Bovendien zijn wij, zo vervolgt Ouweneel, gevangen in een "hermeneutische cirkel" : argumenten en bewijsteksten functioneren alleen binnen de eigen theologie, volgens Ouweneel.

De Joden in Berea bewijzen overigens het tegendeel! (Hand 17:11,12) Gelukkig kan wat Ouweneel ons openbaart, ons wel bereiken! Het is triest te bedenken dat de Christenheid pas na twee duizend jaar met de waarheid omtrent het ondoorgrondelijke Grondmotief dat hen motiveert wordt bekendgemaakt...

In het voetspoor van Barth richt Ouweneel zijn vurige pijlen ook op de Romeinenbrief: hoewel Paulus ons de rechtvaardiging door het geloof leert en daarbij tal van juridische en ethische termen gebruikt als: wet, strafwaardig, rechtvaardig, het kwade, het goede, overtreding, vergelding en rechtseis, deelt Ouweneel ons glashard mee: "... justification by faith can never be explained or understood according to strictly legal or ethical principles ... (blz. 113) - "Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen dat gij aan de waarheid niet meer gehoorzaamt? - (Gal. 5:7) Elke poging het evangelie te verwoorden moet dus volgens de auteur mislukken. Hij stelt: " ... any rational formulation or summary of the scopus of this truth is humanly defective" (blz. 123) Verder : ".... theoretical theological reflection, ... will produce humanly defective theological theories." De situatie is dus hopeloos. Wat overblijft is de "suprarational, supratheoretical truth of God itself." Daar kunnen temporele aardbewoners echter weinig mee aanvangen. Wat moeten zij de volken nu verkondigen? Ouweneel ziet juist grootse mogelijkheden, namelijk een samengaan met godsdiensten als het Rooms-katholicisme. Hij deelt elders (Nachtboek van de ziel, blz 182) ronduit mee dat het "ware geloof", zie "Christian Doctrine", de tegenstelling

Rooms-katholiek-Protestant overstijgt. (Met "Protestant" wordt hier bedoeld de evangelisch-reformatorische groep die zich rechtstreeks baseert op Bijbel en Evangelie). Vreemd genoeg zegt hij in zijn boek "De negende Koning" (1996): "In Openbaring 17 is het ons inziens echter zonneklaar dat... de grote hoer het pausdom is." (blz. 240). Het geloof naar de beschrijving van Ouweneel overstijgt dus de tegenstelling gemeente van Christus en grote hoer! Is dit een voorbeeld van suprarationaliteit? De dichter Pope schreef eens: "Great wits to madness sure are near allied, And thin partitions do their bounds divide ..."

Behalve het Evangelie is ook het concept wet versus genade niet in de bijbel te vinden. Het is, zo stelt de auteur, bedacht door Luther, die daarbij beïnvloed werd door Ockam ... "Already Luther himself claimed te be one of Ockam's school, and this clearly came to light in his dualism of law and gospel". Paulus heeft ons hierover in de Romeinenbrief niets medegedeeld, hij sprak daar immers "niet-theoretische geloofstaal". (blz. 22) Hij schreef niet op het niveau van "Christian Doctrine". Wij zijn niet in staat hier in ware proposities iets over te zeggen... Als ideaal ziet Ouweneel "a community of believers not... sharing any particular rational-lingual.. creed (b.v. het Evangelie). Dat idee had Schleiermacher ook al, hij schreef over: "... die erhabene Gemeinschaft wahrhaft religoser Gemuter, ...". die verbonden worden door de gedachte: "Nicht der hat Religion, der an eine heilige Schrift glaubt, sondern der, welcher keiner bedarf, und wohl selbst eine machen konnte ." (!)

Achter Ouweneel doemt behalve Dooyeweerd, die nog enigszins gereformeerd bleef (hoewel zijn "Wijsbegeerte der Wetsidee" door sommigen is omschreven als oecumenisch en niet in strijd met de R.K.-leer), ook de gestalte van Barth op. De overeenkomsten zijn vele, maar er zijn ook belangrijke verschillen: De meest uitgesproken blasfemische ideeën van Barth, namelijk dat goed en kwaad hun oorsprong vinden in God en dat Jezus kwam om Gods "opus alienum" te verbreken, dat wil zeggen het werk van Gods "linkerhand", het kwaad, te niet te doen (K.D. III,3,402 e.v.) ontbreken bij Ouweneel geheel en al. Maar de volgende punten vallen op: de verborgen God, het niet bewezen kunnen worden van Gods bestaan (blz. 71), het plaatsen van de rede tegenover het geloof, irrationalisme, het feitelijk gezagsloos maken van de Bijbel, het primaat van de filosofie, het etiketteren van Bijbelgelovige christenen als "biblicisten" (bij Barth : "orthodoxisten"), het openzetten van de deur voor de zogenaamde "hogere" Bijbelcritiek, het niet meer onderscheiden van ware en valse theologie: de Bijbel kan geen norm zijn, de ontkenning van de "analogia entis", en de idee van de derde weg.

Ouweneel is zeer vriendelijk voor Barth en spreekt van zijn "grandeur and originality" (blz. 132) Francis Schaeffer noemde Barth de "grootste valse profeet van de twintigste eeuw".

Aan het einde van zijn filosofische oeuvre spreekt de auteur nog banvloeken uit over "seculiere wetenschap en objectieve waarneming: "Therefore secular science is ultimately not able to obtain true knowledge concerning creational reality." (blz. 157)

Ware wetenschappelijke kennis begint bij "het religieuze Grondmotief", in plaats van bij respect voor bewijskracht en logica en de voortdurende confrontatie van theorieën met de werkelijke wereld. "Secular sciëntific realism ... lacks this insigtht into the central-religious meaning of science." Ouweneel heeft dit inzicht, Einstein blijkbaar niet maar Jung wel: Ouweneel noemt Jung althans herhaaldelijk met nadruk "wetenschapper". ("Nachtboek van de ziel", blz. 104 e.a.)

Geen ware kennis, dus onware... De resultaten van de moderne natuurwetenschap zijn dus onjuist: atoombommen bestaan niet en CD-spelers werken niet. En zelfs al zouden er juiste theorieën zijn, dan kunnen we ze nog niet testen: "... simply because objective observation does not exist" (blz. 168). De beschrijving van de opstanding van Jezus was dus louter subjectieve mening, "geloofstaal"!

Alan Sokal, theoretisch natuurkundige aan de Universiteit van New York, die de postmodere denkers - zoals Ouweneel - testte door een pseudo postmodern parodieartikel met de prachtige nonsens titel "Transgressing the Boundaries: Towards a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity" bij de redactie van het toonaangevende postmoderne filosofische blad "Social Text" aan te bieden (het werd geplaatst), noteert met betrekking tot dit cognitief relativisme: "Bien sur, il s'agit ici plus d'un 'Zeitgeist", de confusions mentales et d'idées mal formulées que d'une doctrine philosophique précise." Maar gevaarlijk is het wel! Zelfs de logica, de fundamentele laatste zekerheid voor wat betreft het verschil tussen waarheid en leugen wordt door Ouweneel neergehaald. Ter wille van de algemene verstaanbaarheid citeren we uit "De boodschap en de kloof", (1997, blz. 56).

Hij schrijft over een "heilzame gevoeligheid voor het pluralisme" en vermeldt met instemming: "Derrida laat bijvoorbeeld opzettelijk tegenspraken in zijn eigen denken toe"! Het "tertium non datur" moet worden opgeheven. Dat lukt toch niet goed: de auteur van "Christian Doctrine" benadrukt keer op keer: "Of u geeft mij gelijk, of niemand anders". "Tenslotte ben ik een starets" (Nachtboek van de ziel, blz. 81).

Kiergegaard schreef al naar aanleiding van Hegels bewering:

Alle tegengestelden vinden hun 'waarheid' in de synthese en het 'principium contradictionis' wordt opgeheven. "Deze stelling heeft juist zijn grond in het principium contradictionis, anders zal immer het tegenovergestelde, namelijk dat het niet is opgeheven, evenzeer waar zijn". Soren Kiergegaard, "Wijsgerige kruimels". En ook als Ouweneel een drukke straat moet oversteken zal hij wel denken: "Het is of de bus, of ik, maar niet beiden..."

Wij vragen ons af of hij werkelijk, na lezing van "Het evangelie volgens de beschrijving van Ouweneel", zal zeggen - en dit schreef hij in "De boodschap en de kloof", blz. 56 -: "Ik ervaar tegenstrijdigheid van mening niet als storend, maar als authentiek en positief.

Motto van de recensent

My aim is to teach you to pass from a piece of

disguised nonsens to something that is patent nonsens.

Wittgenstein

"Philosophical Investigations", blz. 133 -464-