De beschuldiging van afgoderij.

(Dit is een enigszins bewerkt gedeelte van hoofdstuk 13 van de studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?")

Ouweneel deinst er niet voor terug om traditionele evangelicals van afgoderij te beschuldigen als ze niet voetstoots meegaan met b.v. zijn herinterpretatie van de onfeilbaarheid van de bijbel en met zijn relativering van alle dogma. In zijn boek "Geestelijke strijd" schrijft Ouweneel over de antichrist. Het Griekse 'anti' betekent letterlijk "in plaats van". Een antichrist is dus alles wat in de plaats van Christus (in de plaats van God) wordt gesteld. In dat verband schrijft hij het volgende: "Je kunt zelfs van de bijbel een afgod maken die de plaats van Christus inneemt. Allerlei mensen maken zich vreselijk druk over de precieze betekenis van de inspiratie of van de onfeilbaarheid van de bijbel. Als je het met hun theorieën niet eens bent, ben je niet 'bijbelgetrouw'. Ook bij zulke mensen nemen de visies op de bijbel in feite de plaats van Christus in." (de onderstreping is van mij, Geestelijke Strijd, W.J. Ouweneel, 1998, Vaassen, p. 156)

Ik ben één van de "mensen die zich druk maken over de precieze betekenis van de inspiratie en de onfeilbaarheid van de bijbel". In Ouweneels ogen zal ik me daar wel "vreselijk" druk over maken. Ik relativeer nu eenmaal niet zoals hij alle leer. Inderdaad beweer ik dat Ouweneel, in zijn verwerping en in zijn relativering van de traditionele evangelische leer over de onfeilbaarheid en over de woordelijke inspiratie, op dat gebied niet meer trouw aan de bijbel is.

Ouweneel concludeert dat, bij mensen zoals ik, J.A. van Delden of ds. P de Vries die zich druk maken over de precieze betekenis van inspiratie en onfeilbaarheid, de bijbel de plaats van Christus inneemt. Door dat te doen hebben wij, volgens hem een antichrist (een afgod) van de bijbel gemaakt. Volgens hem bedrijven wij, door dat te doen, afgoderij met de bijbel.

Wat in dit verband te denken van de opstellers van de Chicago Verklaringen. Die hebben zich wel heel erg druk gemaakt over de precieze betekenis van de onfeilbaarheid van de bijbel. Ze hebben er boeken over geschreven, congressen over gehouden, uitgebreide verklaringen over opgesteld (verklaringen waarin zeer nauwkeurig de onfeilbaarheid wordt omschreven en waarin allerlei subtiele afwijkingen worden afgewezen), enzovoorts. En inderdaad, ook zij stellen dat wie de onfeilbaarheid verwerpt daarmee niet trouw is aan het zelfgetuigenis van de bijbel. Als er één groep is die, volgens de hierboven door Ouweneel gegeven norm, van de bijbel een antichrist, een afgod, heeft gemaakt dan is het wel de groep evangelische theologen en christelijke leiders die de Chicago Verklaringen hebben opgesteld. Voor hen was de precieze betekenis van de onfeilbaarheid en de inspiratie van het allerhoogste belang. Vandaar dat ze in hun "Chicago Verklaringen" nauwkeurig de traditionele visie op de onfeilbaarheid hebben omschreven en alle andere visies hebben afgewezen.

Overigens, zou Ouweneel ook concluderen dat de apostel Paulus afgoderij heeft bedreven met de leerstelling van de rechtvaardiging door het geloof? Want daar heeft de Apostel Paulus zich zeer druk over gemaakt (brieven over geschreven, mensen bezocht, een grote vergadering over geforceerd, felle verontwaardigde uitspraken over de tegenstanders gedaan, etc). Paulus heeft zich daar wel erg druk over gemaakt. Dat is dan toch ook een duidelijk vorm van afgoderij zeker? Paulus heeft zich zo sterk gemaakt voor deze leerstelling omdat die leerstelling op dat moment in het bijzonder werd aangevallen. Op dit moment worden de onfeilbaarheid, de woordelijke inspiratie van de bijbel, en de status van het dogma aangevallen. Allemaal onderwerpen die de fundamenten van het geloof raken. In zulke zaken is het zeer terecht en ook geboden om weerstand te bieden. Dan is het nodig om je daar 'zeer' druk over te maken. Die beschuldiging van afgoderij is daarom uiterst kwalijk.

Ik geef nogmaals het citaat van Luther omdat hij zo meesterlijk onder woorden heeft gebracht wat het antwoord is op deze kwalijke beschuldiging. "If I profess with the loudest voice and clearest exposition every portion of the truth of God except precisely that little point which the world and the devil are at the moment attacking, I am not confessing Christ, however boldly I may be professing Christ. Where the battle rages, there the loyalty of the soldier is proved and to be steady on all the battle front besides, is mere flight and disgrace if he flinches at that point."

Ik was deze behandeling, deze beschuldiging van afgoderij vanwege mijn schriftvisie, wel gewend uit de richting van de Barthianen (vanuit neo-orthodoxe hoek). Die beschuldigen de orthodoxe gelovigen met hun orthodoxe schriftopvatting (met hun opvatting van de verbale inspiratie van de Schrift) ook van het bedrijven van afgoderij met de bijbel. Ook zij verzetten zich heftig tegen de idee dat er propositional truth in de bijbel zou staan. Ook zij vonden die overtuiging een duidelijke aanwijzing dat de orthodoxie in de ban van het verlichtingsdenken verkeert. Ze hebben zelfs een prachtig woord voor de afgoderij die de orthodoxen in hun ogen met de bijbel bedrijven: "bibliolatrie". Wie had kunnen denken dat ik het zou meemaken dat een hoogleraar van de ETF dit soort beschuldigingen uit.

Het cynisme ten top: Ouweneel ondertekent de Chicago Verklaringen als hij maar les kan blijven geven.

Volgens de norm van Ouweneel zijn de Chicago Verklaringen het product van de 'afgoderij' van deze groep geleerden. Maar dat weerhoudt Ouweneel er niet van om vervolgens, als het hem zo uitkomt, deze verklaringen te ondertekenen. Ouweneel staat, zo beweert hij volgens de bestuursleden van de ETF in Heverlee, van harte achter wat ze geschreven hebben. Althans achter hun geloofskennis maar natuurlijk niet achter hun sciëntistisch getinte formuleringen en redeneringen. Ouweneel zegt hardop "ik geloof het ook" en in stilte zegt hij "maar natuurlijk wel een beetje anders".