Ouweneel wil bepaald geen aanhanger van de wijsbegeerte der wetsidee genoemd worden.

In het RD van 9-2-2000 stond een interview met W.J. Ouweneel, dit naar aanleiding van het uitbrengen van zijn honderdste boek.

In het artikel zegt dr. Ouweneel dat hij bepaald geen aanhanger van de wijsbegeerte der wetsidee genoemd wil worden.

Reeds meer dan vijftien jaar lang brengt hij zowel de kern van de epistemologie (het scherpe onderscheid tussen theoretisch en praktisch denken) als de kern van de ontologie (de modaliteitenleer) van de wijsbegeerte der wetsidee. Hij heeft zowel in 1987 als in 1997 een inleiding op de wetenschapstheorie geschreven. Beide boeken zijn volledig op de schema's van de wijsbegeerte der wetsidee gebaseerd. Voor zowel zijn filosofische dissertatie (de leer van de mens, 1986) als zijn theologische dissertatie (Christian Doctrine I, 1995) geldt hetzelfde. Vorig jaar heeft hij in het kader van de zaterdagcursus zijn theologische dissertatie nog als tekstboek gebruikt bij zijn inleiding op de theologie.

En toch beweert hij nu dat hij bepaald geen aanhanger van de wijsbegeerte der wetsidee wil zijn. In hetzelfde artikel zegt hij intussen wel dat hij vasthoudt aan het onderscheid tussen praktisch kennen en theoretisch kennen met het daarop gebaseerde onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis. Terwijl dit nu juist de kern van de kennistheorie van de wijsbegeerte der wetsidee is.

Het is ongelofelijk hoe hij met een ijdel woordenspel de mensen weer misleidt. Hij zegt dat hij inderdaad vroeger een tijd aanhanger van de wijsbegeerte der wetsidee is geweest maar, zo stelt hij nu, dat was slechts een fase in zijn ontwikkeling. Dat is inmiddels een gepasseerd station. Zijn ontwikkeling is verder gegaan. Hij heeft echter niets herroepen, de hierbovengenoemde boeken worden nog steeds verspreid en dragen nog steeds deze alle leer relativerende filosofie uit, hij heeft vorig jaar nog les uit die boeken gegeven, waarschijnlijk worden ze ook nu nog bij het onderwijs op b.v. de EH gebruikt, hij houdt nog steeds vast aan het fundamentele onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis met alle kwalijke gevolgen van dien maar hij wil bepaald geen aanhanger van de wijsbegeerte der wetsidee worden genoemd.