De gevaarlijkste hedendaagse aanval op het bijbelse christendom - de mystieke visie op religie

Het bijbelse christendom wordt langs verschillende wegen aangevallen. Denk b.v. aan de schriftkritiek die nog steeds zijn duizenden verslaat. Een andere en veel subtielere aanval is het invoeren, in de evangelische en de orthodox-reformatorische wereld, van de mystieke visie op religie. De aanval via de mystiek is moeilijk te onderkennen omdat deze gepaard gaat met een soort superspiritualiteit, met prachtige ervaringen en (bedrieglijke) tekenen. Het gevolg is dat er langzamerhand van binnenuit in bijbelgetrouwe kringen een paradigmawisseling plaats heeft. Een vervanging van de bijbelse visie op religie door de mystieke.

1. Een omschrijving van de mystieke visie op religie

De grote lijn komt op het volgende neer:

Er is een werkelijkheid achter de zichtbare werkelijkheid. Deze werkelijkheid heeft allerlei namen gekregen. God, de godkracht, de wereldziel, brahman, de macht, enzovoorts.

Er is contact mogelijk tussen de mensen en deze hogere werkelijkheid. Dit levert een werkelijke "godservaring" op. Een transcendente ervaring, dat willen zeggen een ervaring die de wereld van het zintuiglijk waarneembare overstijgt. Het is een authentieke, een werkelijke, een echte, "gods"ervaring.

Deze authentieke godservaringen zijn niet rationeel te begrijpen, zelfs niet gedeeltelijk. Ze zijn niet in taal weer te geven. Ze zijn in feite onuitsprekelijk.

Toch hebben mensen over hun ervaringen met het goddelijke gesproken en geschreven. Dat heeft de zogenaamde heilige boeken van de wereldreligies opgeleverd.

De schrijvers van de heilige boeken hebben wel een authentieke godservaring gehad, maar ze hebben die op gebrekkige wijze, gekleurd door hun beperkte wereldbeschouwing, geïnterpreteerd en uitgelegd. In de heilige boeken wordt een persoonlijke verwerking en neerslag gegeven van een authentieke godservaring. De heilige boeken geven daarom geen openbaring, geen ware met de werkelijkheid overeenkomende informatie over het goddelijke. Het zijn slechts getuigenissen (oorkonden) van het feit dat mensen godservaringen hebben gehad. Op zijn hoogst kunnen ze bemiddelen bij het zelf verkrijgen van een authentieke godservaring.

De fout nu is dat de mensen de heilige boeken, waarin de stichters en aanhangers van de grote godsdiensten hun authentieke maar beperkte godservaringen hebben weergegeven, zijn gaan verabsoluteren. Ze zijn ze gaan objectiveren. Dit is, zo stelt men, de zondeval van de religie. Ze zijn gaan denken dat in de heilige boeken ware, met de werkelijkheid overeenkomende, informatie over het goddelijke is gegeven. Ze zijn gaan beweren dat er propositional truth in staat.

Het gevolg hiervan is dat men dogmatisch is geworden. De aanhangers van deze godsdiensten spreken met stelligheid over het goddelijke: "Zo is het". Men weet het. Daarom denken ze ook anti-thetisch. Ze gaan er van uit dat als godsdiensten elkaar tegenspreken ze niet beiden gelijk kunnen hebben. Want twee tegenovergestelde stellingen kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. Men verwerpt van daaruit ook de andere godsdiensten. Men is intolerant geworden. Dit heeft weer geleid tot allerlei vormen van agressief fundamentalisme. De wortel van intolerantie op godsdienstig gebied is, zo stelt men, de idee dat in de heilige boeken waarheid, dat is informatie die overeenkomt met de werkelijkheid, propositional truth, wordt gegeven.

Leerstellingen, dogma's, die worden "verabsoluteerd" verstikken het leven. Het gevolg van leer en leerstellingen is dat ze het echte geestelijke leven (de echte godservaringen) opsluiten in een verstikkend harnas van dogma's. Echte godservaring is echter dynamisch en niet statisch. Ware informatie, propositional truth, over het goddelijke is niet mogelijk, je kunt alleen waarheidsbelevingen hebben, je kunt waarheidsmomenten beleven.

De opvatting dat in heilige boeken zoals b.v. de bijbel ware kennis over de werkelijkheid staat (propositional truth) en de idee dat in leerstellingen (dogma's) de waarheid wordt nagesproken en weergegeven wordt gezien als een vorm van rationalisme, als een uiting van menselijke hoogmoed. De mens denkt in zijn grote hoogmoed het goddelijke te kunnen grijpen. Hij ziet de producten van zijn eigen geest (dat zijn de heilige boeken en de daarop gebaseerde leerstellingen) aan als goddelijke openbaring, als goddelijke waarheid, die ware informatie over de totale werkelijkheid zou geven. In feite is dit, zo stelt men, afgoderij want de mens vereert de producten van zijn eigen geest als van God afkomstig.

De leer is, zo luidt de theorie, in werkelijkheid niet meer dan een ladder, een methode, een weg, om te komen tot een authentieke godservaring. Als je die ervaring (verlichting) hebt bereikt dat werp je de ladder weg. Om verder te komen op de weg van persoonlijke groei kun je het ene moment een bepaalde leer gebruiken om vervolgens weer een andere te gebruiken, ook als deze in strijd is met de eerste.

Aan de basis van alle wereldgodsdiensten ligt dus een gemeenschappelijke religieuze oerervaring. De vijf grote wereldgodsdiensten worden daarom ook wel de vijf zusters genoemd. Ze hebben allen de gemeenschappelijke religieuze oerervaring als moeder, als bron.

Naast het feit dat deze oerervaring zich niet in menselijke taal laat weergeven is de oerervaring zo overweldigend dat beperkte mensen die niet volledig, doch slechts ten dele, kunnen ondergaan. Dit laatste is de tweede reden waarom de mensen in hun verschillende heilige boeken tot een soms tegenstrijdige verwerking van de oerervaring zijn gekomen. Om dit te illustreren wordt vaak het beeld van de olifant en de vijf blinde mannen gebruikt. Op een gegeven moment komen vijf blinde mannen een olifant tegen. Ze gaan alle vijf tastend op onderzoek uit. De eerste loop tegen een poot op. Hij betast die, omarmt de poot en zegt: een olifant lijkt op een boomstam. De volgende loopt tegen de buik van de olifant aan, betast die en zegt: Een olifant is enorm breed en zweeft. De volgende loopt tegen de slurf aan en zegt: een olifant is flexibel en zo dik als mijn arm. Enzovoorts. Alle vijf hebben ze iets van de olifant getast en geven ze hun eigen verslag. Ze hebben allemaal contact gehad met die ene olifant (met die ene goddelijke werkelijkheid) terwijl hun beschrijving van de olifant verschilt. De olifant staat voor het goddelijke. De vijf blinde mannen staan voor de stichters en volgelingen van de vijf grote wereldgodsdiensten.

De wereldgodsdiensten staan daarom niet tegenover elkaar maar naast elkaar, het zijn evenzovele verwerkingen van aanrakingen met het goddelijke. Geen van hen is groot genoeg om de totale ervaring te kunnen vatten. De wereldgodsdiensten vullen elkaar aan. De aanhangers van de verschillende religies moeten bescheiden worden, elkaar als authentieke ervaringen van het goddelijke erkennen, en van elkaar leren. Als ze dat doen zullen ze elkaar verrijken en samen zullen ze meer en meer van de grote volheid van het goddelijke kunnen ervaren.

De godsdiensten kunnen daarom ook samen een mondiale wereldethiek formuleren en zo de gerechtigheid en de wereldvrede bevorderen.

In de mystieke visie op religie wordt het verstand (de rationaliteit) van de mens eerder gezien als een hinderpaal dan als een hulp bij het vinden van authentieke godservaringen. Er heerst een antiverstand stemming. (Het verstand als de grote hoer.)

De goddelijke ervaringen kunnen langs allerlei wegen worden opgeroepen. Via meditatieve lezing van heilige boeken, via rituelen, via ascese, via meditatie (ontlediging), via het houden van wetten, heilige dans, magie, iconen, enzovoorts.

Er moet openheid komen voor het goddelijke. Dat betekent dat de intuïtieve zijde moet worden ontwikkeld. De zogenaamde vrouwelijke kant van de mens. Het verstand moet worden stilgezet (ontledigd) en het innerlijk oor en oog moeten worden geopend en ontwikkeld.

Achter de mystieke visie op religie zit in grote lijn een volledig wereldbeeld. Men heeft een eigen kijk op de diepste structuur van de werkelijkheid (de ontologie), op de mens, op kennis, op waarheid, op openbaring. Ook kent de mystiek vaak een eigen verlossingsweg. Daarbij gaat het niet, zoals in het bijbelse christendom het geval is, om behoud door het geloof, door het in geloof rusten op Gods beloften, op het volbrachte werk van Christus. Het gaat dan veeleer om het door allerlei ervaringen heen opstijgen tot het goddelijke. De ervaring bevrijdt en maakt zalig.

De mystieke visie op religie, met het daar achter liggende mystieke wereldbeeld, vormt de grote structuur, het raamwerk, waar allerlei filosofische en religieuze, mystiek georiënteerde, bewegingen onder vallen. Dit geldt onder meer voor het platonisme, het neoplatonisme, de gnostiek, het hindoeïsme, new age, het existentialisme, het postmodernisme, maar ook de rooms-katholieke mystici, de protestantse neo-orthodoxie en de harde kern van de charismatische beweging. Zelfs vele moderne evangelicals gaan, meer en meer, uit van de uitgangspunten van de mystieke visie.

2. Het bijbelse antwoord op de mystieke visie op religie

Door de eeuwen heen hebben de christenen zich moeten verdedigen tegen het mystieke wereldbeeld en de mystieke visie op religie. Tegenover het mystieke wereldbeeld hebben zij een aantal, op de bijbel gebaseerde, leerstellingen en standpunten geformuleerd. Die leerstellingen vormen de stenen van een muur die de mystiek buiten de bijbelse gemeente en de christelijke theologie houdt. Je kunt deze leerstellingen ook vergelijken met sloten die de deur voor de mystiek dicht houden.

De absolute waarheidsclaim

De bijbel stelt zonder enige nuancering dat Jezus de weg, de waarheid en het leven is. Hij is niet een weg maar DE weg. Niet slechts de beste weg maar de enige weg. (Joh. 14:6 , Hand. 4:12)

Na de zondeval willen de zondige mensen de ware God niet erkennen. In plaats daarvan hebben ze hun eigen (af)goden en godsdiensten bedacht. (Rom 1:18-32) Achter de afgoden zitten de boze geesten. (1 Kor. 10:19,20) Daardoor werkt er toch vaak een beperkte bovennatuurlijke invloed door die religies heen. Zie b.v. wat de tovenaars van Egypte in de confrontatie met Mozes konden.

God laat verkondigen dat alle mensen, dat alle aanhangers van andere godsdiensten, zich moeten bekeren van de afgoden tot de levende God. (Hand. 17:30 , 1 Thess 1:9) Geen dialoog maar oproep tot bekering. Zij worden opgeroepen zich af te keren van hun ijdel bedrijf. (Hand. 14:15 ) De bijbel spreekt niet over over andersgelovigen maar over ongelovigen. Een ongelovige is, bijbels gezien, niet alleen een atheïst. Een ongelovige is een ieder die de ware God niet erkent.

Wat heeft de tempel van de levende God gemeen met de afgoden? Niets. (2 Kor. 6:14-18)

Apologetiek, verantwoording van de waarheidsclaim1.

De bijbel geeft een verantwoording van haar eigen waarheidsclaim, en van de waarheidsclaim van Jezus. Op de vraag "hoe weet je dat het waar is?" wordt een duidelijk antwoord gegeven.

God heeft in de bijbel zijn boodschap voor ons gegeven, maar daar zouden we niet veel aan hebben als we de bijbel niet als van God afkomstig zouden herkennen. Wij kunnen de bijbel als van God afkomstig herkennen omdat God op allerlei manieren getuigenis aan zijn woord heeft gegeven. Hij heeft dat vroeger gedaan en Hij doet dat nog steeds. God bevestigt zijn woord en daarmee zijn Zoon die in het woord wordt verkondigd.

De bijbel spreekt over aanwijzen, zegel drukken, getuigen, bewijs, bewijzen, bevestigenii. Het voornaamste woord is getuigenis (getuigenis geven). Dat wordt in bepaalde schriftgedeelten gebruikt in juridische zin. De bijbel zegt herhaaldelijk dat je met behulp van twee of drie getuigen een zaak kan bewijzen, vast doen staan.

Er zijn de objectieve bewijzen die voor ieder te controleren zijn. Zoals het feit van de opstanding. Het is mogelijk om het historische bewijs aangaande de opstanding te onderzoeken. De bijbel legt zelf veel nadruk op het historisch bewijs (de ooggetuigen) van de opstanding. Verder is er het feit van de profetie. De profetie die reeds vervuld is in het leven van Jezus, maar ook de profetie over de eindtijd. In de bijbel wordt allerlei informatie over de situatie vlak voor de wederkomst van Christus gegeven. Als je die informatie bij elkaar neemt ontstaat er een vrij gedetailleerd en omvangrijk beeld. We zien langzaam de situatie in de wereld zich bewegen in de richting van de in de bijbel geschetste eindtijdsituatie. De profetie was en is bij uitstek Gods methode om zijn woord (zijn profeten, zijn boodschap) te bevestigeniii.

Daarnaast is er het subjectieve bewijs. Allereerst het innerlijke getuigenis van Gods Geest, er is iets in je dat zegt dat het waar is. Ook is er de kracht die je tegemoet komt in het woord van God, levenwekkend ontdekkend, vermanend, troostend. Daarnaast is er de voortdurende ervaring dat "het werkt", er gebeurt wat de bijbel zegt dat zal gebeuren. Er staan vele concrete beloften in de bijbel, gericht tot de christenen. God bevestigt zijn woord door die beloften aan de christenen te vervullen, als ze daar in geloof aanspraak op maken en als ze, als de bijbel die aangeeft, aan de voorwaarden voldoen. "Lees wat er staat, geloof wat er staat, doe wat er staat, dan zul je ook ervaren wat er staat" placht evangelist Johannes de Heer te zeggen. God zegt in Maleachi 3:10 "Beproeft Mij daarmede". Dit was Gods uitdaging richting de Israëlieten: "Als jullie de tienden brengen, dan zal ik jullie zegenen, probeer het maar uit." In zekere zin kun je Gods woord, Gods beloften dus op de proef stellen, uittesten. Hudson Taylor antwoordde op de vraag waarom hij geloofde dat de bijbel Gods woord is, dat hij vele tientallen jaren lang de beloften uit Gods woord had beproefd en dat God de bijbel altijd had bevestigd in zijn ervaring door de beloften te vervullen. Hudson Taylor leefde rond het begin van de twintigste eeuw. Hij was de oprichter van de eerste interkerkelijke zendingsorganisatie. Hij deed b.v. niet actief aan fondswerving. Hij vroeg nooit om financiële hulp, de noden op dat gebied werden zelfs niet genoemd. In antwoord op gebed bewoog God de harten van de christenen om te geven. Zo werd een organisatie met honderden zendelingen vele tientallen jaren gerund. Er zijn allerlei beloften, b.v. van wijsheid (Jak. 1:5), van vrede die alle verstand te boven gaat (Filp 4:6,7). Een christen die met God wandelt kan telkens weer opnieuw in de kantlijn van zijn bijbel bij allerlei beloften schrijven: beproefd en waar bevonden. Beloften aangaande het gebed. Beloften dat in Jezus naam de demonen wijken. Je kent de beloften, je hoort hoe anderen de vervulling van Gods beloften hebben beleefd, je ziet het bij anderen, en tenslotte ervaar je het zelf ook. Je beleeft dat het waar is.

Samenvattend:

+ Er is iets in me dat zegt dat het waar is, het innerlijk getuigenis van Gods Geest,

speciaal door het woord van God heen.

+ Ik ervaar de kracht van het woord in mijn eigen leven. De levensveranderende kracht.

+ Ik ervaar dat het waar is, ik leef erin, er gebeurt wat er staat, het werkt.

+ De feiten bevestigen dat het waar is b.v. het feit van de profetie.

De combinatie van deze dingen geeft zekerheid.

Niet één van de andere zogenaamde heilige boeken van andere religies hebben het getuigenis van de vele vaak zeer gedetailleerde profetieën en de vele concrete beloften, dat de bijbel wel heeft. Daarin zijn Jezus en de bijbel uniek. Alleen Jezus en de bijbel hebben betrouwbare identiteitspapieren.

Ook de mystieke visie op religie heeft geen bevestiging of bewijs. Het is niet meer dan een onbewezen theorie.

God heeft gesproken, de bijbel is het geschreven woord van God

God heeft gesproken. (Hebr. 1:1)

God heeft met de mens gecommuniceerd. Hij heeft gesproken. Hij heeft onder meer allerlei voor de mens belangrijke informatie doorgegeven. God wilde de mens iets duidelijk maken. Een belangrijk deel van wat God heeft gesproken, heeft Hij neer laten leggen in de tekst van de bijbel.

Via het proces van inspiratie, bewaring, bevestiging en verlichting heeft God er voor gezorgd dat zijn boodschap ons ook nu nog kan bereiken. Via de inspiratie van de bijbel heeft God gezorgd voor een geschreven goddelijke boodschap. Hij heeft er vervolgens op toegezien dat die tekst, behoudens een aantal details, ongeschonden is gebleven. Hij heeft er ook voor gezorgd dat we zijn geschreven boodschap kunnen herkennen als van Hem afkomstig. Dat heeft Hij, zoals hierboven is besproken, gedaan door getuigenis te geven aan de boodschap, door zijn boodschap op allerlei manieren te bevestigen. Tenslotte zorgt God er ook voor, door met zijn Geest ons verstand te verlichten, dat we zijn geschreven boodschap kunnen begrijpen.

De bijbel bevat natuurlijk niet alleen informatie in de zin van feiten. In de bijbel vinden we b.v. we ook gebeden. Echter om tot geloof te komen moeten we eerst informatie over Jezus krijgen (Rom. 10:14) Als we in de goede gezindheid de bijbel benaderen en lezen zal Gods Geest ons aanspreken en allerlei dingen duidelijk maken.

Vasthouden aan propositional truth, aan het bijbelse waarheidsbegrip.

Als christenen houden wij alles wat God ons in de bijbel meedeelt voor waar. Wat de bijbel beweert is waar, dat wil zeggen het komt overeen met de werkelijkheid. Als de bijbel zegt dat Jezus is opgestaan dan is dat zo, als Jezus in het Nieuwe Testament bevestigt dat de eerste vijf boeken van de bijbel door Mozes zijn geschreven dan geloven wij dat, dan houden wij dat voor waar. Als de bijbel zegt dat er bij de wonderbare visvangst 153 vissen werden geteld dan is dat ook zo gebeurd, als de bijbel zegt dat wie in Jezus gelooft vergeving van zonden ontvangt dan is dat ook zo. Een bewering is waar als deze overeenkomt met de werkelijkheid.

Een propositie is een bewering die waar of niet waar kan zijn. De bijbel bevat allerlei ware beweringen, allerlei ware proposities, die overeenkomen met de werkelijkheid. Jezus is opgewekt, wie gelooft heeft eeuwig leven, in den beginne schiep God de hemel en de aarde, Jezus liep over water, enzovoorts. De bijbel bevat dus propositional truth

Waarheid in de bijbel betekent echt (tegenover onecht), het betekent daarnaast ook vast en betrouwbaar, maar het betekent ook overeenkomst met de werkelijkheid. Het bijbelse waarheidsbegrip omvat de correspondentiegedachte. Dit is eenvoudig aan de hand van vele bijbelteksten te bewijzeniv. Een uitspraak is waar als deze overeenkomt, correspondeert, met de werkelijkheid.

Met menselijk taal kunnen ware uitspraken over God en de onzichtbare wereld worden gedaan.

Tegenover de mystiek houdt de bijbel en houden wij als christenen staande dat we met menselijke taal wel ware, met de werkelijkheid overeenkomende, uitspraken over God en de onzichtbare wereld kunnen doen.

De grondstelling van de mystiek is dat het goddelijke zo anders is dan het menselijke, zo anders dan het aardse en zichtbare, dat het niet mogelijk is om met menselijke, binnenwereldse, woorden en beelden daar iets over te zeggen. Niets van het aardse komt ook maar in de buurt van het goddelijke. Met menselijke woorden en beelden kun je daarom niets beginnen. De kloof is absoluut. God is der ganz Andere. God is niet de andere, Hij is de volkomen andere. De bijbel stelt daar tegenover dat God niet de geheel Andere (der ganz Andere) is. Er is tussen de mens en tussen God een bepaalde, zij het beperkte, overeenkomst in zijn. (Een analogia entisv) De mens is geschapen naar Gods beeld. De mens lijkt in bepaalde opzichten op God en andersom lijkt God in bepaalde opzichten daarom ook op de mens. Zo heeft God zichzelf in de bijbel b.v. geopenbaard als een persoon, de mens is dat ook. God heeft zelfbewustzijn, de mens ook. God denkt, voelt, spreekt, heeft een wil, de mens heeft dat ookvi.

De bijbel spreekt over God op antropomorfe wijze, op mensvormige manier. Dat kan de bijbel doen omdat God en de mens in bepaalde opzichten op elkaar lijken. Als de bijbel over God op antropomorfe wijze spreekt dan spreekt ze op analoge wijze. Dat wil zeggen in de kern is er overeenkomst. Al is er niet altijd volledige overeenkomst. Door studie van het geheel van de bijbel (door schrift met schrift te vergelijken) zijn de verschillen aan te wijzen. Zo blijkt uit studie van de bijbel dat we b.v. het spreken over de arm van God niet letterlijk moeten nemen, maar als de bijbel spreekt over b.v. de toorn God weer wel. De kern komt overeen, al kunnen er verschillen zijn.

Als de bijbel stelt dat God rechter is dan is dat meer dan een metafoor. God is werkelijk rechter. In het wezenlijke komen het rechterzijn van de mens en het rechterzijn van God overeen. Als de bijbel stelt dat God liefde is dan is dat meer dan een metafoor, God is werkelijk liefde.

De bijbel geeft ook geen grond voor een accomodatietheorie. Men stelt dan dat God zich in zijn communicatie naar de mens toe zo heeft aangepast dat Hij in metaforen is gaan spreken. God is dan niet werkelijk rechter, dat lijkt alleen maar zo, Hij doet zich zo voor. God is dan niet werkelijk liefde, zo doet Hij zich alleen maar voor. God openbaart zich b.v. in de bijbel als een rationele God. Daaruit besluiten wij, als orthodoxe christenen, dat God een rationele God is, maar de accommodatietheorie zegt dat God niet rationeel is, Hij doet zich alleen maar als rationeel voor. Hoe God dan wel is, dat weet men niet precies. Men gebruikt soms de term bovenrationeel of supra-rationeel maar dit zijn volledig lege begrippen. Hier herkennen we de zogenaamde negatieve theologie en het godsbegrip van het neoplatonisme. Waarom zouden we de bijbel niet nemen zoals het er staat? Er is geen enkele reden om dat niet te doen. Als je de accommodatietheorie accepteert dan verdwijnt God in het onbekende. Want Hij zou dan niet zijn zoals Hij zich in de bijbel presenteert. Maar nogmaals, hoe is God dan wel? De mysticus zegt: "niemand weet het, je kunt er niets rationeels over zeggen".

Er is dus, volgens de bijbel, geen onoverbrugbare kloof. Met menselijke woorden kunnen ware dingen over God worden gezegd. Als de bijbel over God spreekt dan gaat het om meer dan metaforen, dan gaat het om meer dan slechts een verwijzing naar een werkelijkheid achter de woorden. Het gaat om meer dan een werkelijkheid waar we iets van zouden kunnen ervaren, maar die we niet adequaat zouden kunnen beschrijven. De bijbel geeft een met de werkelijkheid overeenkomende beschrijving, al is het geen uitputtende (volledige) beschrijving.

Dit is het grote principiële verschil tussen de bijbelse orthodoxie en allerlei vormen van mystiek zoals b.v. de protestantse neo-orthodoxie.

De menselijke ratio wordt door God ingeschakeld bij het verstaan van zijn openbaring.

In de bijbel hebben we Gods geschreven openbaring. Bij het recht verstaan van de bijbel is ons verstand betrokken. Ons verstand werkt volgens bepaalde principes (de denkwettenvii). Zo heeft God ons geschapen. Als je denkt volgens de ingeschapen denkwetten dan ben je rationeel bezig. In de bijbel worden de christenen opgeroepen om hun verstand te gebruiken.

(Matth. 22:37 ; 1 Kor. 14:20) Voor het verstaan van de bijbel is wel de verlichting van Gods Geest nodig, de Geest moet ons verstand openen. (Luc. 24:45, Efeze 1:17,18) Die verlichting gaat echter niet buiten het aktieve en rationele gebruik van het verstand om.

De Here Jezus bewees door logisch redeneren, door discursief denken, soms dingen vanuit de Schrift. Hij wees op een bepaald schriftwoord en trok daar dan logische conclusies uit. De Joden in Berea gingen dagelijks in de schriften na of de dingen die Paulus doorgaf ook zo waren (Hand. 17:11). Dit is ook een rationele bezigheid, ze werden daarvoor geprezen.

Mystiek schuift altijd weer het gebruik van ons door God gegeven verstand opzij. Er wordt geleerd om het verstand stop te zetten, te ontledigen. Er wordt geleerd dat het gebruik van het verstand ware geestelijkheid hindert. Er wordt geleerd dat het verstand, de ratio slechts bij de zichtbare wereld hoort. Als het gaat om goddelijke dingen kun je niets met het verstand beginnen.

Er zijn drie mogelijke benaderingen van de rationaliteit. De eerste is de ratio te verheffen tot de hoogste autoriteit. Dit is rationalisme, kenmerkend voor de Verlichting. De mens denkt dat hij, los van openbaring, met zijn autonome verstand alles kan doorzien en beoordelen. De tweede benadering is het verwerpen van de ratio. Men stelt dat het gebruik van de ratio je bij de diepste levensvragen niet verder helpt, ja, het staat zelfs in de weg. Je moet je naar binnen keren, naar de beleving, de intuïtie. Dit is kenmerkend voor de Romantiek, de geestesbeweging die op de Verlichting volgde, en ook voor het postmodernisme en new age. Tenslotte is er nog nog een derde weg. Dit is de bijbelse weg. We moeten ons verstand gebruiken bij het onderzoeken van Gods openbaring, ook bij apologetiek wordt gedeeltelijk een beroep gedaan op de rationaliteit van de mens. We moeten dit doen in onderwerping aan Gods openbaring en in afhankelijkheid van Gods Geest. Ook moeten we ons wachten voor speculatie.

In de leer (in de dogma's) worden bijbelse waarheden weergegeven

De bijbel spreekt over de leer. Jezus bracht een leer. Hij sprak over "mijn leer" (Joh. 7:16). De Farizeeën brachten een leer, waar de Here Jezus tegen waarschuwde (Matth. 16:12). Er is allerlei wind van leer (Efeze 4:14). Er is de gezonde leer (Titus 1:9). Paulus spoort Titus aan om zuiver te zijn in de leer, hij spoort hem dus aan om orthodox, om recht in de leer, te zijn (Titus 2:7). Er zijn demonisch geïnspireerde leerstellingen (1 Tim. 4:1). Er zijn valse leraren (2 Petrus 2:1 , Hand. 20:28-30). Vals, dat wil zeggen pseudo, namaak, ze doen zich voor als echte leraren, maar ze zijn het niet. Bepaalde leringen mogen in een christelijke gemeente niet gebracht worden en sommige leringen zijn reden voor afscheiding ook al presenteren degenen die zo'n leer brengen zich als medechristenen (1 Tim 1:3 ; 2 Johannes :10). Er zouden dagen komen dat de mensen de gezonde leer niet meer verdragen (2 Tim. 4:3). De bijbel heeft heel veel over de leer te zeggen en onderstreept telkens het grote belang van de gezonde leer.

Leer komt het werkwoord leren. Met de leer wordt de inhoud van het bijbelse onderwijs over een bepaalde zaak bedoeld. De bijbel zegt b.v. allerlei dingen over Christus. Als we die dingen samen nemen dan hebben we de bijbelse "leer over Christus''. De "leer over Christus" is dus de inhoud van het bijbelse onderwijs over Christus. De bijbel spreekt over "de leer van Christus" (2 Joh. 1:9), de "leer der godsvrucht" (1 Tim. 6:3), een "leer over dopen, oplegging der handen, opstanding der doden, eeuwig oordeel" (Hebr. 6:2).

We vinden de bijbelse leer over een bepaalde zaak door alle direct relevante bijbelgedeelten bij elkaar te zoeken, vervolgens kijk je bij elke bijbeltekst welk licht die tekst op de zaak werpt, en tenslotte haal je de grote lijnen uit de door de exegese verkregen gegevens. De aldus verkregen grote lijnen vormen de bijbelse leer. Het dogma, een leerstelling, geeft dus als het goed is een bijbelse waarheid weer. Het is de samenvatting van het bijbelse onderwijs over een bepaalde zaak. Zij het dat die samenvatting vaak wordt gegeven in eigen woorden. Dat is op zich geen bezwaar als het dogma maar wordt uitgelegd vanuit de bijbelteksten waar het een samenvatting van bedoelt te geven.

Het is mogelijk om bij de formulering van dogma's, van leerstellingen, fouten te maken. Eén van de grote gevaren is dat men verder gaat dan de Schrift, dat men speculeert. Daarom moeten we elk dogma, elke leerstelling toetsen aan de bijbel (Hand. 17:11). Maar als een dogma de toetsing aan de Schrift doorstaat, dan moet deze ook als waar aanvaard worden.

Als protestanten geloven we in de doorzichtigheid (de begrijpelijkheid) van de Schrift, het is dus mogelijk de door God bedoelde betekenis van de bijbeltekst te vindenviii. Het is ook mogelijk om daar vervolgens een nauwkeurige samenvatting van te gegeven. Dit bedoelden de orthodoxe protestanten als ze zeiden dat in het dogma, in de belijdenis, de Schrift wordt nagesproken.

Onder invloed van onder meer het postmodernisme wordt dit tegenwoordig door W.J. Ouweneel en vele anderen ontkendix. Het dogma wordt gezien als slechts een menselijke theorie, gebrekkig, niet als de samenvatting van een bijbelse waarheid

Transcendente ervaringen kunnen uit twee bronnen komen.

Volgens de bijbel is contact met de onzichtbare wereld mogelijk. Het is mogelijk om contact te hebben met God, maar het is ook mogelijk om contact te hebben met boze geesten. Boze geesten kunnen zich voordoen als engelen van het licht (2 Kor. 11:14). Als christenen moeten we dus rekening houden met namaak, met pseudo-ervaringen op geestelijk gebied. Met "pseudo" wordt niet bedoeld dat het geen echte evaringen zouden zijn. Het zijn wel degelijk echte ervaringen, het zijn echter namaakervaringen, namaak van het echte, een demonische immitatie van het werk van de Heilige Geest of van heilige engelen. Het doet zich voor als goddelijk terwijl het in feite demonisch van oorsprong is. Ik moet denken aan wat ik persoonlijk meegemaakt heb in een gemeente. Daar trad een "profeet" op, het werd serieus genomen. Later ben ik betrokken geweest bij het uitdrijven van demonen bij deze zogenaamde profeet. Na het uitdrijven van demonen was de aandrang om te profeteren ook weg. De bijbel spoort niet voor niets telkens aan om toch vooral alles te toetsen.

Er zijn nog enkele andere waarheden die beschermen tegen de verleiding van de mystiek.

 

 

 

Alle hierboven genoemde leerstellingen zijn gebaseerd op de bijbel.

Soms worden ze uitdrukkelijk, rechtstreeks, in de bijbel genoemd, soms zijn ze impliciet in de tekst van de bijbel gegeven. Het meest fundamenteel in het afschermen tegen de mystieke visie op religie zijn de stellingen over het waarheidsbegrip, over religieuze taal en over rationele apologetiek. Hieronder wordt beschreven hoe juist deze drie het felst worden aangevallen.

3 Het binnendringen van het mystieke denken in de christenheid

Vanaf de start van de gemeente hebben de christenen zich moeten verdedigen tegen de mystiek in de vorm van het platonisme, het neoplatonisme en allerlei vormen van gnostiek. (Hieronder worden enkele van de belangrijkste historische momenten besproken.)

Het neoplatonisme, Pseudo-Dionysius en de negatieve godskennis

.

In de bijbel en in de theologie worden allerlei uitspraken over God gedaan b.v. God is liefde. Deze uitspraak over God heeft de vorm van een propositie, een bewering. De orthodoxe gelovigen claimen dat in deze uitspraak een stukje met de werkelijkheid overeenkomende informatie over hoe God is wordt weergegeven. Onder invloed van het neoplatonisme verwierpen sommigen binnen de christelijke wereld dit soort positieve theologie. Zij stelden dat we van God alleen kunnen zeggen wat Hij niet is. Volgens hen is God of het goddelijke zo anders dan de menselijke wereld, waarmee wij bekend zijn, dat je Hem met niets uit deze werkelijkheid kunt vergelijken. In feite is God in deze visie onkenbaar.

Via de geschriften van een onbekend gebleven schrijver, die wordt aangeduid met de naam Pseudo-Dionysius, zijn, rond het jaar 500, deze neoplatoonse gedachten invloedrijk geworden binnen de christelijke theologie. Over het goddelijke kan niets gezegd worden dat ook voor het aardse waar is. Je kunt b.v. niet zeggen dat God een persoon is, je kunt alleen zeggen dat Hij geen persoon is.

Schleiermacher verlegde de basis van het geloof van Gods geschreven openbaring naar het religieuze gevoel.

Rond het jaar 1800 trad in Duitsland Schleiermacher op. Schleiermacher koppelde leer en leven los van elkaar. Het gaat om de ervaring van Christus, om de devotie, een gevoel van afhankelijkheid van God, enzovoorts. Wat je precies over Christus gelooft is van secundair belang.

Tot die tijd werd de christelijke religie gezien als een reactie op door God in de bijbel geopenbaarde waarheden. Dus, eerst is er de prediking van de in de bijbel gegeven informatie over Jezus en dat brengt de mensen door de werking van Gods Geest tot geloof in de Christus der Schriften en tot wedergeboorte (Rom. 10:14,15). Het geloof ontspringt aan de prediking van Gods geschreven openbaring, het geloof rust daar op, Gods geschreven openbaring is de regel, de bron, de norm van het ware geloof. Schleiermacher koppelde het geloof los van de geschreven openbaring. Hij ging uit van religieuze ervaring. Hij verlegde de basis van het geloof van de geschreven openbaring naar de religieuze ervaring. Hij nam volledig de kern van het mystieke denken over. Er is, volgens hem, eerst de ervaring. Die is fundamenteel. Een gevoel van afhankelijkheid, een besef van het heilige, etc. Dat is volgens Schleiermacher de werkelijke openbaring waar het geloof op rust en uit ontspringt.

Karl Barth en de neo-orthodoxie.

Het uitgangspunt van Barth is zijn stelling dat er een oneindig kwalitatief verschil is tussen God en mensx. Hiermee ontkent hij, gelijk alle andere mystici, de 'overeenkomst in zijn' tussen de mens en God. Daarmee ontkent hij ook de mogelijkheid van positieve theologie, de mogelijkheid om ware, met de werkelijkheid overeenkomende, uitspraken over God te doen.

God is in zijn visie zo anders dan de mens en de menselijke werkelijkheid, dat je over Hem, in beelden ontleend aan de menselijke werkelijkheid, niets met stelligheid kan zeggen. God is voor Barth dan ook "der ganz Andere", de geheel andere. Let op het "ganz". God is niet zomaar anders, nee, Hij is geheel, volkomen, anders. God is onkenbaar in de zin dat we over hem geen propositionele waarheid hebben. Het enige wat Barth met stelligheid over God schijnt te beweren is dat God absoluut vrijmachtig is. Voor de rest staat God buiten onze menselijke denkcategorieën. Menselijke taal kan de goddelijke werkelijkheid niet weergeven.

De bijbel en ook het dogma zijn slechts pogingen om het onuitspreekbare uit te spreken. Ze verwijzen naar de waarheid maar zijn zelf niet waar. Volgens Barth kun je ware authentieke godservaringen hebben, maar geheel volgens het mystieke schema stelt hij dat je die beleving niet met woorden kunt vangen. Barth gelooft dus in openbaring, maar openbaring is bij hem de beleving van de ontmoeting met het goddelijke. Waarheid is dynamisch en nooit statisch en kan dus nooit in de tekst van de bijbel vastgelegd worden, laat staan dat je met dogma's ware dingen over de goddelijke werkelijkheid zou kunnen zeggen.

Barth's grote vijand is de orthodoxie. Hij verwijt de orthodoxie onder meer dat ze onder invloed van buitenbijbelse filosofieën een onbijbelse inspiratieleer heeft opgesteld. Hij vindt de idee dat de bijbel zelf openbaring is en dat de bijbel allerlei ware, met de werkelijkheid overeenkomende, informatie bevat verwerpelijk. Hij noemt dat openbaringspositivisme. De bijbel is volgens hem niet het woord van God, maar een gedeelte van de bijbel kan dat wel voor ons worden, als het God behaagt ons daar persoonlijk door aan te spreken.

De traditionele evangelicals en orthodox reformatorische gelovigen die vasthouden aan de onder 2. besproken punten worden door de neo-orthodoxie beschuldigd van rationalisme, scholastiek en sciëntisme. Ze worden ervan beschuldigd dat hun dogma's een vermenging een hybride, zijn van bijbelse gedachten en (Griekse) filosofische begrippen en theorieën.

Als voorbeeld van deze vermenging wijst men b.v. op de stelling dat er propositional truth in de bijbel staat. Men vindt dat door het gebruiken van deze term in de leer over de bijbel de tekst van de bijbel in een buitenbijbels filosofisch keurslijf wordt geperst. Echter, zoals eerder is betoogd, is het gebruik van buitenbijbelse termen niet erg, als die termen maar worden uitgelegd vanuit de bijbelteksten waarvan ze een samenvatting geven.

Als je het gebruik van de term propositional truth als rationalistisch van de hand wijst dan moet je consequent zijn en ook b.v. de term drie-eenheid en de daarmee verbonden formulering "één van wezen en bestaande in drie personen" als rationalistisch afwijzen. Sommigen zijn inderdaad consequent en doen dat ook. In feite wordt dan alle dogmavorming zo goed als onmogelijk.

Het verwijt van het vermengen van bijbel en Griekse filosofie vinden we al bij de kerkhistoricus Adolf von Harnack. Hij verdedigde de stelling dat het dogma van de oude kerk in zijn conceptie en opbouw het produkt is van de Griekse geest op de grondslag van het evangelie. Deze visie op het ontstaan van het dogma is door anderen doorgetrokken naar de tijd van de reformatie en tot in de tijd, eind negentiende eeuw, dat het dogma van de onfeilbaarheid nauwkeuriger is geformuleerd. Het argument is onder meer gretig aangegrepen door Karl Barth en via hem overgenomen door b.v. G.C. Berkouwer, waarna W.J. Ouweneel en Alister McGrath deze theorie in verschillende gradaties hebben omarmd. Ze zijn al vele jaren bezig om deze theorie in de bijbelgetrouwe wereld uit te dragen. Op dit moment gebruiken ze deze theorie voornamelijk tegen het inerrantisme en tegen de stelling dat de bijbel propositional truth bevat. Ouweneel herhaalt zelfs in één van zijn boeken de oude barthiaanse beschuldiging dat wie zich erg druk maakt over de juiste inspiratietheorie daarmee een afgod van de bijbel maakt. Barth verzette zich tegen elke inspiratietheorie die van de bijbel zelf openbaring maakt.

Op zich mag de vraag of er wellicht rationalisme in de orthodoxe evangelische en reformatorische theologie is geslopen gesteld worden. Het antwoord van Ouweneel en anderen moet echter volstrekt afgewezen worden. Zij zien rationalisme waar dat niet het geval is. Toch is de orthodoxe theologie soms wel eens te ver gegaan, verder dan bijbels verantwoord is, in het ontwikkelen van de leerxi. In dat geval moet de theologie gecorrigeerd worden door de bijbel.

Neo-evangelicals zoals W.J. Ouweneel, H.P. Medema en Alister McGrath halen de sloten van de deur.

Het is schokkend om te zien hoe neo-evangelicals als W.J. Ouweneel in hun geschriften, in navolging van Barth, bijna alle leerstellingen die de mystiek buiten houden hebben losgelaten of tenminste aan het uithollen zijn. Ze hebben daarmee voor een groot deel de mystieke visie overgenomen. In feite zijn ze in de uitgangspunten niet meer orthodox maar neo-orthodox. Dat doen ze blijkbaar onder invloed van het postmodernisme, het barthianisme en in het geval van Ouweneel en Medema ook onder invloed van bepaalde aspekten van de wijsbegeerte der wetsidee. Het is onbegrijpelijk hoe ze vallen voor de argumenten van de barthianen. Er valt zoveel tegen in te brengen. Wat mij schokt is de grote gretigheid waarmee dit gebeurt en de felheid tegenover hen die niet meegaan. Het gevolg is dat ze de sloten van de deur hebben gehaald. Ze hebben de muur neergehaald. De mystieke vloedgolf zal komen. Hun verantwoordelijkheid hiervoor is zeer groot, al heb ik zelf de indruk dat ze niet ten volle beseffen wat ze gedaan hebben en wat ze aan het doen zijn.

Ter illustratie volgen hieronder enkele standpunten van W.J. Ouweneel.

Als ik kijk naar de algemene situatie bij de van oudsher orthodox reformatorische kerken dan is de situatie ernstig. Het lijkt er op dat men in meerderheid ook daar zonder slag of stoot de oude neo-orthodoxe argumenten tegen leerstellingen zoals b.v. de overtuiging dat er propositional truth in de bijbel staat, de overtuiging dat met religieuze taal de goddelijke werkelijkheid adequaat wordt beschreven (analogia entis), de overtuiging dat in de apologetiek ook een rationeel element zit, enzovoorts, heeft aanvaard. De oude argumenten van Barth worden, opgepoetst en voorzien van een postmodern jasje, alsnog aanvaard.

Het is, zoals gezegd, onbegrijpelijk hoe men al die theorieën aanvaardt, terwijl er veel tegen in te brengen is. Ook hier beseft men waarschijnlijk niet wat de consequenties zijn.

In artikel 5 van de Nederlands Geloofsbelijdenis staat over de boeken van de bijbel het volgende geschreven: "En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is." Geloven houdt ook "voor waar houden" in. Volgens de geloofsbelijdenis houden wij dus zonder enige twijfeling alles voor waar wat in de geschriften van de bijbel is geschreven. Daar bedoelde Guido de Bres ongetwijfeld mee dat elke bewering die in de bijbel staat, waar is, dat wil zeggen, overeenkomt met de werkelijkheid. Als je dit loslaat dan maak je deze uitspraak van de geloofsbelijdenis tot een holle klank. Dan krijg je situaties als met ds. W. Dekker die beweerde dat de hemelvaart van de Here Jezus zo transparant was dat er geen foto van had gemaakt kunnen wordenxx. Of de barthiaanse hervormde dominee uit mijn jeugd die op de kansel bewogen sprak over de opstanding van Christus, als een teken van hoop, de dood is het einde niet, etc, terwijl hij in een persoonlijk gesprek zei dat het niet van belang is of de beenderen van Jezus nu wel of niet ergens in een graf liggen. Soortgelijke gevolgen krijg je als je meegaat in de stelling dat de bijbel over God en het goddelijke werken slechts in metaforen zou spreken.

Wat we op dit moment zien gebeuren is het oprukken van een dodelijke verleiding in de vorm van een mix van vrijzinnigheid (schriftkritische theorieën) en mystiek (gnostiek).

de charismatische beweging

De charismatische beweging is gemengd van karkater. Het is een mengeling van bijbelse waarheden en mystieke gedachten. Die vermening is er in verschillende gradaties. In de charismatische beweging worden bijna alle leerstellingen die beschermen tegen mystiek in grote mate of geheel losgelaten. In de meest extreme vorm domineert het mystieke denken volledig. Het gaat om een religieuze ervaring. Die staat volstrekt centraal. Wat je leert doet niet echt ter zake. Er wordt niet getoetst. Je kunt de Geest niet opsluiten in de bijbel, zo stelt men, en daarmee onttrekt men zich aan bijbelse toetsing. Zo maakt men ruimte voor extrabijbelse inzichten, ervaringen en gebruiken De bijbel, zo leert men, was het woord voor toen, de geestesuitingen zoals profetie, dromen, beelden, visioenen, directe innerlijke godswoorden, woorden van kennis, zijn het woord van God voor nu. De bijbel wordt gepasseerd, opzij geschoven of op zijn minst verwaarloosd. En als de bijbel al ter sprake komt dan nog vaak op een niet-rationele manier, men kijkt niet naar de context, men doet niet aan zorgvuldige schriftuitleg. De gelovige moet innerlijk 'aangesloten' worden, dan komt er een stroom van beelden, directe woorden van God, etc, op gang.

Doordat de overgrote meerderheid van de evangelische beweging de eigen, in hoofdstuk 2 besproken, uitgangspunten niet meer kent of uit heeft gehold kon het zover komen dat een valse beweging als de Toronto Blessing in grote delen van de evangelische, reformatorische wereld is geaccepteerd Achterover vallen in de Geest, dwangmatige bewegingen, het maken van dierengeluiden, hysterisch volkomen irrationeel langdurig geschater, het wordt allemaal als geestelijk gezien. Degenen die er binnen bijbelgetrouwe kringen niet direct zelf in meegaan stellen zich over het algemeen wel "positiefkritisch" op. Dat betekent meestal dat er enkele halfslachtige opmerkingen gemaakt worden, dat er een paar voorzichtige kritische vragen worden gesteld, daarmee een grondige analyse, bijbelse toetsing en verwerping achterwege latend.

4 Evaluatie

De vloedgolf die ons overstroomt

We komen de mystiek tegenwoordig voortdurend tegen. Dat uit zich in subtiele zaken zoals de houding dat men het allemaal niet meer zo zeker weet. Vergelijk deze zogenaamde nederige houding eens met de zekerheid waarmee Paulus optrad en waarmee de bijbel spreekt. Het ontkennen van de doorzichtigheid van de bijbel. Het opzij schuiven van de leer als onbelangrijk. De weigering om een rationele apologetiek te brengen. Bijbelkennis is afwezig, systematische bijbelstudie wordt niet gedaan. Ieder die zich christen noemt wordt als christen aanvaard, ongeacht welk evangelie men gelooft. Niet geloofs- en woordgericht maar ervaringsgericht. Niet toetsen, en als je het wel doet wordt je beschuldigd van ongeestelijkheid, wetticisme, fundamentalisme, dode orthodoxie. Een fascinatie voor tekenen en wonderen.

De situatie wordt goed geïllustreerd door een vergelijking tussen die liederen nu gezongen worden en de liederen die enkele tientallen jaren geleden gezongen werden. De huidige liederen zijn vaak bijna of geheel inhoudsloos. Ze worden als een mantra herhaald. Achter veel van de liederen zit de zogenaamde "aanrakingstheologie". Men komt naar de kerk om door God aangeraakt te worden. Men wil een gevoelservaring. We zien ook een toenemende flirt met allerlei rooms-katholieke mystici. Valse spiritualiteit, b.v die van Taizé, wordt niet meer onderkend. In Taizé wordt het ware evangelie van de rechtvaardiging door het geloof niet gepredikt, de bijbel wordt niet erkend als de enige kenbron van het geloof, enzovoorts. Het doet er allemaal niet toe, men krijgt er een mooie ervaring.

Er is een nieuwe valse evangelische religiositeit aan het ontstaan.

Een onbetaalde rekening van de kerk?

In de uitspraak: "sekten zijn de onbetaalde rekening van de kerk" zit zeker een kern van waarheid. Als de kerk bepaalde gedeelten van de leer verwaarloost dan gaat vaak een sekte daar op onverantwoorde manier mee aan de haal. Dan komt er een overreactie. In die zin is de huidige wending tot de mystiek zeker een reactie op dode orthodoxie. Maar het is wel een vleselijke en zondige reactie.

Vele christenen of naamchristenen ervaren een soort leegte. In plaats dat men de bijbelse weg tot herstel gaat van verootmoediging, van het doorgrond worden door het woord van God, van bekering en reiniging met als gevolg de vervulling met Gods Geest, kiest men een weg die het onafhankelijke zelfleven en de (subtiele) zonden ongemoeid laat.

Dit is b.v. zeer duidelijk zichtbaar in de persoon Ouweneel waar hij in zijn "Nachtboek van de ziel" heeft geschreven over een persoonlijke crisisxxi. Hij vond de oplossing met behulp van de Oosters-orthodoxe mystiek en allerlei elementen van het gnostieke denken van Jung. In zijn "Nachtboek van de ziel" zegt hij dat hij iets miste in zijn leven, en in de geloofsgemeenschap waar hij is opgegroeid. Hij spreekt zelf van het ontbreken van de authentieke godservaringxxii. Vanuit die onvrede kwam hij terecht bij de droomverklaringen van Jung en bij de mystiek van de oostersorthodoxe kerk. Hij heeft geleerd om zijn vrouwelijke intuïtieve kant te ontwikkelen en sinds die tijd werken er, naar hij zelf getuigt, nieuwe krachten in hemxxiii. Zijn geest was overigens al voorbereid op deze paradigmawisseling door zijn studie van de wijsbegeerte der wetsideexxiv en het postmodernisme, als gevolg daarvan had hij in feite de meeste van de leerstellingen die beschermen tegen mystiek al verworpen. Dat had hem "rijp" gemaakt voor deze wending.

De mystieke ervaring als basis voor een valse oecumene

De mystieke ervaring is het verbindende element tussen de traditionele oecumenische beweging, de moderne (neo)evangelicals, de rooms-katholieke kerk, de extreme charismatische beweging, de oosters-orthodoxe kerken en zelfs tussen het valse christendom en de andere godsdiensten. Niet in de waarheid (in de leer) maar in de beleving, het ritueel, wordt de eenheid gezocht en gevonden. Het gaat niet meer om de belijdenis van de bijbelse Christus, het gaat om de christuservaring.

Let op de zeer sterke antileer stemming bij de neo-evangelicals, hun weigering om te toetsen en vooral op hun weigering om af te scheiden, te verwerpen, te waarschuwen, tucht toe te passen. De diepere oorzaak van dit ziektebeeld is dat men in feite het mystieke wereldbeeld en de mystieke visie heeft binnengehaald en dat men in de grondslagen, maar nog niet per se in allerlei standpunten, van orthodox neo-orthodox is geworden.

Voor een meer grondige onderbouwing

Voor een grondigere verantwoording van de stellingen, van de thesen, van deze studie verwijs ik naar mijn uitgebreide studies "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?" en "De invloed van postmodernisme, barthianisme en de wijsbegeerte der wetsidee op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel xxv" Ter lezing beveel ik ook van harte het boek "Truth Decay" van Groothuis aanxxvi. Een recensie van dit boek door dr. P. de Vries staat op mijn homepage, onder de link overige documenten.

C.H. Spurgeon over waarheid

Tenslotte wil ik het laatste woord geven aan C.H. Spurgeon. Het onderstaande heeft hij ongeveer 150 jaar geleden zijn studenten voorgehouden.

"Sommige dingen zijn waar en sommige dingen zijn niet waar - dit beschouw ik als een axioma, maar velen zijn er, die dit klaarblijkelijk niet geloven. Het gangbare beginsel van de tegenwoordige tijd schijnt te zijn: Sommige dingen zijn waar of niet waar al naar het gezichtspunt van waaruit men ze bekijkt. Zwart is wit en wit is zwart naargelang van de omstandigheden en het doet er eigenlijk niet toe, hoe men het noemt. De waarheid is natuurlijk waar, maar het zou grof zijn om te zeggen, dat het tegenovergestelde een leugen is, wij moeten niet onverdraagzaam zijn en denken aan het spreekwoord: zoveel hoofden zoveel zonden.

Onze voorvaderen stonden er bijzonder op, dat de 'oude palen' niet werden verzet; ten aanzien van de vaststaande punten hielden zij er strenge begrippen op na en zij hielden taai vast aan wat naar hun mening schriftuurlijk was. Hun akkers werden door heggen en sloten beveiligd, maar hun zonen hebben de heggen gerooid en de sloten gedempt, alles gelijk gemaakt en haasje over gespeeld met de grenspalen. De school van het moderne denken lacht om de bespottelijke positiviteit van reformatoren en puriteinen. Zij loopt voorop in een roemruchtige vrijzinnigheid en binnenkort zal zij een groots verbond bekend maken tussen hemel en hel, of liever een fusie van de twee instellingen, op grond van wederzijdse concessies, waarbij wordt toegestaan, dat leugen en waarheid op één lijn worden gesteld, als de leeuw naast het lam. In weerwil van dat alles is mijn ouderwetse geloof nog steeds, dat sommige leringen waar zijn en dat beweringen, die daar lijnrecht tegenoverstaan, niet waar zijn; dat wanneer 'neen' waar is, 'ja' uitgesloten is. Ik neem aan dat de heer, die beweerde dat hij Sir Roger Tichborn is, en die daarmee onze rechtbanken een tijd in verlegenheid heeft gebracht, ofwel werkelijk Sir Roger Tichborn is of iemand anders; Ik kan me niet voorstellen dat hij tegelijk de wettige erfgenaam is en een bedrieger. Niettemin ligt het moderne standpunt in godsdienstige zaken ergens in die buurtxxvii."

1. Zie voor een meer uitgebreide bespreking van de rol van de rationaliteit in de verdediging van de waarheidsclaim van het christendom: "De invloed van postmodernisme, barthianisme en de wijsbegeerte der wetsidee op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel", met name hoofdstuk 8. En appendix A. punt a.6.9 van het rapport "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?" Beide documenten zijn te vinden op mijn website <http://www.toetsalles.nl>. Het eerste staat onder de link "overige documenten", het document "Wat is er…?" kan direct in het linkerframe aangeklikt worden.

2. Joh. 5:36,39 ; 6:27 ; Hand. 2:22 , 17:31 ; Hand. 9:22 en 18:28 ; Luc. 24:43 ; Hand. 2:32 ; Hebr. 2:18 ; 1 Koningen 18:24 ; Jesaja 41:21-24. Voor een bespreking van onder meer deze teksten verwijs ik naar de onder voetnoot 1 genoemde literatuur.

3. Zie b.v. Deuteronomium 18:21,22 ; Jesaja 41:21-24

4. Zie b.v. Titus 1:12,13 ; Marcus 5:33 ; Johannes 16:7. Voor een meer uitgebreide bespreking verwijs ik naar appendix E van de studie "De invloed van postmodernisme, barthianisme en de wijsbegeerte der wetsidee op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel" en naar punt a.6.4 van appendix A. van de studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?". De studies staan op mijn website. Voor de gegevens verwijs ik naar noot 1.

5. Zie ook het boek "Truth Decay" van Groothuis. De gegevens en een recensie van dit boek door dr. P. de Vries staan op mijn website onder de link overige documenten. <http://www.toetsalles.nl>

6. Aan de term analogia entis wordt niet door allen een eenduidige betekenis gegeven. Met analogia entis wil ik alleen naspreken wat de bijbel in Genesis 1:26 zegt over de gelijkenis tussen God en mens. Ik heb het dus over een gelijkenis in zijn en niet over een deelname van de mens aan het zijn van God.

7. Voor een nadere bespreking van de analogia entis en religieuze taal, zie mijn studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld", appendix A punt a.6.6 over religieuze taal.

8. De denkwetten waarlangs het logisch denken verloopt. Het beginsel van identiteit (een ding is identiek aan zichzelf), het beginsel van contradicite of eigenlijk noncontradictie (geen ding kan in strijd zijn metzichzelf) en het beginsel van het uitgesloten midden of derde (iets kan niet gelijk waar en niet waar zijn). Zowel de mens als God denken volgens deze wetten. Althans zo openbaart God zich in de bijbel. De rationaliteit van de mens is een weerspiegeling van de rationaliteit van God, het hoort bij het beeld Gods (in ruime zin) in de mens. Er zijn mensen die de algemene geldigheid van deze wetten ontkennen, maar al uit het feit dat ze die ontkenning uiten in zinnen, die volgens dezelfde wetten die ze ontkennen zijn geformuleerd, toont de dwaasheid van hun standpunt aan.

9. Zie b.v. 2 Petrus 1:20. Deze tekst impliceert dat het mogelijk is om onderscheid te maken tussen de goede door God bedoelde uitleg van een bijbeltekst en tussen allerlei menselijke interpretaties.

10. Zie hoofdstuk 4 van mijn studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?" Voor verdere gegevens over hoe de studie te vinden, zie noot 1

11. Velen maken op dit punt een onderscheid tussen de jonge Barth en de oude Barth. Ik denk dat het verschil niet principieel is. Hij heeft in feite altijd vastgehouden aan dit absolute onderscheid. Zijn latere nuanceringen zijn slechts cosmetisch.

12. Voor een nadere bespreking van dit thema verwijs ik naar mijn studie "De invloed van postmodernisme, barthianisme en de wijsbegeerte der wetsidee op de theologische standpunten van W.J. Ouweneel", met name hoofdstuk 9. De studie staat op mijn website. Voor de gegevens zie noot 1.

13. Het gezag van de bijbel, Knevel (red), 1987, Kampen, pp. 77,78

14. Christian Doctrine I, Ouweneel, 1995, Amsterdam, pp. 102,103

15. Het gezag van de bijbel, Knevel (red), 1987, Kampen, p. 87

16. De boodschap en de kloof, Knevel (red), 1997, pp. 74,65 en Het gezag van de bijbel, Knevel (red), 1987, Kampen, p. 87

17. Nachtboek van de Ziel, W.J. Ouweneel, 1998, Amsterdam, p. 182

18. De boodschap en de Kloof, Knevel (red), 1997, p. 57

19. Uitspraak van W.J. Ouweneel in het artikel "Hoe orthodox zijn de EO-leden nog (III): Het verhaal moet verteld blijven worden", uit de Visie van week van 7-13 december 1997.

20. Geestelijke strijd, W.J. Ouweneel, 1998, Vaassen, p. 156

21. Bron het RD van 0-3-2000, zie het artikel "Geloof komt niet voort uit logische overwegingen"'

22. Dit artikel wordt ook besproken in het nieuwsbulletin van 1 april, zie mijn homepage <http://www.toetsalles.nl> onder de link laatste ontwikkelingen. Voor het volledige artikel zie de site van het RD.

23. Voor informatie over de persoonlijke crisis waar Ouweneel over schrijft, zie zijn Nachtboek van de Ziel. Zie ook hoofdstuk 15, met name de punten 15.2.10 en 15.2.13, van mijn studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld?". Zie ook de recensie van drs. J.A. van Delden over Ouweneels '"Nachtboek van de ziel" in appendix F van "Wat is er aan de hand …?". De studie staat op mijn website. Voor de gegevens zie noot 1

24. Nachtboek van de ziel, W.J. Ouweneel, 1998, Amsterdam, pp. 15,16

25. Nachtboek van de ziel, W.J. Ouweneel, 1998, Amsterdam, p. 117

26. Speciaal één onderdeel van deze filosofie heeft hem het mystiek spoor op gestuurd. Het gaat om het veel te scherpe onderscheid dat in de originele versie van deze filosofie wordt gemaakt tussen praktische kennis en theoretische kennis. Voor een uitgebreid bespreking zie hoofdstuk 4 van mijn studie "Wat is er aan de hand in de evangelische wereld? (homepage http://www.toetsalles.nl)

27. De studies staan op mijn homepage, voor de gegevens zie noot 1

28. Truth Decay, Defending christianity against the challenges of postmodernism, Douglas Groothuis, InterVarsity Press, 2000.

29, Pastorale adviezen II, C.H. Spurgeon, de start van zijn lezing met de titel "Een besliste keuze voor de waarheid is nodig".